Pimpelmees - Cyanistes caeruleus (vroeger Parus caeruleus)

Beschrijving:

De Pimpelmees is ongeveer 11½ centimeter en 9 - 13 gram. De Pimpelmees onderscheidt zich door het kobaltblauwe in zijn verenkleed, op zijn vleugels, zijn staart, nek en op zijn kop. De Pimpelmees heeft witte wangen en een wit voorhoofd, een zwarte oogstreep; de bovenzijde is groenachtig en de onderkant geel. De Pimpelmees heeft soms een dunne, zwarte buikstreep.

Wijziging naam:

Een aantal jaar geleden is via DNA onderzoek ontdekt, dat pimpelmezen helemaal niet zo dicht bij de koolmees staan (ondanks dat ze er qua uiterlijk wel veel op lijken), daarom is de Latijnse naam gewijzigd in "Cyanistes caeruleus".

Geluid van een pimpelmees:

pimpelmees.mp3 (72 kb)

Biotoop:

Broedvogel van dezelfde bosachtige gebieden als de Koolmees, maar lijkt nog meer dan de Koolmees de absolute naaldbossen te mijden.

Voedsel:

De Pimpelmees is een onvermoeibare insectenjager, eet larven, rupsen en bladluizen en komt in de winter graag op voederplaatsen om bijvoorbeeld pinda's te eten. Lust ook graag zaden van de berk.

Foto: Rob Abraham Foto: Tinne Wouters
Een 'mezenbol' bevat zaden in gestold vet.
Jonge pimpelmees, foto van Tinne Wouters.
De pimpelmees is donker grijs heeft gele wangen, de oogstreep is al duidelijk zichtbaar.

Nest:

Holenbroeder. Hij zoekt natuurlijke of kunstmatige holen (nestkasten) op met een kleiner vlieggat dan de Koolmees. Maakt ook gebruik van minder gebruikelijke plekken: oude Gaaiennesten, Winterkoningnesten, nesten van de Merel en zelfs in de gang van een IJsvogel. Het broeden vindt plaats van april tot half juni en het legsel bestaat meestal uit 8 tot 12 witte eieren met rode vlekjes van 16 bij 12 mm. Broedduur: 12 - 14 dagen.
De ouders hebben het bijzonder druk met het voeren van hun talrijke kroost; waarnemingen met registratieapparatuur hebben aangetoond dat er voor 9 jongen op de 12e dag na de geboorte 804 voederhandelingen werden verricht. De jongen blijven 16 tot 18 dagen in het nest. Een klein aantal paren brengt ook een tweede broedsel groot.

Geografische verspreiding:

Groene gebied: jaarvogel

De Pimpelmezen van West- en Zuid Europa zijn over het algemeen en standvogels, die van Midden- en Noord Europa zijn zwerf- en soms trekvogels, vooral na een zeer gunstig broedseizoen.

Aantal:

16 tot 21 miljoen paren in Europa.

Naamgeving:

De Zweedse natuuronderzoeker Carl Von Linne (Caralos Linnaeus) die leefde van 1707 tot 1778 is schrijver van het boekwerk "Systema Naturea". Hierin is vastgelegd wat de naam van de vogel is.
Voor de pimpelmees is de naam in 1758 vastgesteld:
orde: zangvogel
familie: mezen
soort: pimpelmees

Namen in diverse talen:

• Deens Blåmejse
• Duits Blaumeise
• Engels Blue Tit
• Esperanto blua paruo
• Estonisch Sinitihane
• Fins Sinitiainen
• Frans Mésange bleue
• Fries Blaumieske
• Hungarian Kék cinege
• IJslands Blámeisa
• Italiaans Cinciarella
• Latijn Cyanistes caeruleus
(voorheen:
Parus caeruleus)
• Marokaans Ultramarinus
• Nederlands Pimpelmees
• Noors Blåmeis
• Portuguese Chapim-azul
• Spaans Herrerillo común
• Zweeds Blåmes

Bron: o.a. De grote encyclopedie van Europa (ISBN 90-438-0836-9)