Chickadee (Amerikaanse Matkop)

Beschrijving:

Meest verbreide mees in Noord-Amerika. Er zijn 6 soorten die naar hun roep wel 'chickadee' worden genoemd. 's Winters zitten ze regelmatig in groepjes van circa 6 vogels in tuinen, aangelokt door voerdertafels. In de lente gaan deze groepjes uiteen om broedparen te vormen, die de zomer in het bos doorbrengen.
Er is geen verschil te zien tussen de mannelijke en vrouwelijke Chickadees. Ze zijn 13 centimeter lang, wegen 10 tot 14 gram, hebben een zwarte kap, zwart kin en keel, witte wangdelen. De rug is groen-grijs en voorkant is wit. De buik en flanken zijn beige kleurig. De staart is grijs, en de vleugels zijn grijs met witte randen.

Biotoop:

Naald- en loofbos

Voedsel:

Ze eten insecten, ruspen, slakken en spinnen. In de winter eten ze bessen en zaden. De Chickadee verstopt voedsel en kan het voedsel tot een maand na verstoppen terugvinden.

Nest:

Het paar hakt in 7 tot 10 dagen z'n eigen nest uit in zacht hout of een dode boom, op 1,5 tot 7 meter hoogte. Ze maken geen gebruik van bestaande holen; wel nestelen ze soms in een nestkast, als deze gevuld is met rommel zodat ze hun weg naar binnen moeten graven. Nestbouw duurt 5 tot 14 dagen. Het nest bestaat uit mos, konijnenbont, haren, veren en spinnenwebben en wordt door het vrouwtje gemaakt. Er worden 6 tot 8 eieren gelegd, die na 12 tot 13 dagen uitkomen. Na uitkomen van de jongen, zit het vrouwtje nog veel op de jongen. Het mannetje voer de jongen grotendeels. Na 12 dagen broed bebroed het vrouwtje de jongen niet meer, en voeren beide Chickadees de jongen evenveel. Na 16 dagen verlaten de jongen het nest. Hoewel de jongen na 10 dagen zelf hun eten kunnen zoeken, trekken ze nog 2 tot 4 weken met de ouders op.
Chickadees broeden 1 maal per jaar en hergebruiken geen oude nesten.

Geografische verspreiding:

Alaska, Canada, Zuid tot midden Amerika

Namen:

• Deens Amerikansk Fyrremejse
• Duits Schwarzkopfmeise
• Engels Black-capped Chickadee
• Fins Amerikanhömötiainen
• Frans Mésange ā tęte noire
• Italiaans Cincia bigia americana
• Japans amerikakogara
• Latijns Poecile atricapillus
(voorheen Parus Atricapillus)
• Nederlands Amerikaanse Matkop
• Pools sikora jasnoskrzydla
• Spaans Carbonero de Capucha Negra
• Zweeds Amerikansk talltita