Matkop

Beschrijving:

De Matkop is ongeveer 12 centimeter en 10 - 14 gram. De Matkop lijkt erg op de Glanskop (Parus palustris) en wel zo sterk, dat hij pas in 1827 in Europa als een aparte soort werd beschouwd. De Matkop heeft een matzwarte in plaats van de glanzend zwarte petje en heeft een groter befje dan de Glanskop. (De lokroep, de zang en het nestmateriaal zijn wel punten van verschil tussen Matkop en Glanskop.) Het beste kenmerk echter blijft de lichte vleugelspiegel die zichtbaar is als de vleugels opgevouwen zijn.

Als een nestkast gevuld wordt met polystyreen, dan zal de matkop hierin een hol graven alsof hij een nest graaft in rottend hout
Biotoop:

Bewoont vooral naaldbossen, in laagland en gebergte.

Voedsel:

Insecten die hij in het struikgewas zoekt, maar ook wel zaden (in de winter).

Nest:

Holenbroeder. Het vrouwtje legt in mei 6 - 9 roodgespikkelde witte eieren. Alleen het wijfje broedt en wordt door het mannetje op het nest gevoerd. Broedduur: 13 - 15 dagen. De jongen worden door de beide ouders grootgebracht en blijven 17 - 19 dagen in het nest. De Matkop graaft zelf een holte in rot hout, maar maakt bij gelegenheid wel gebruik van nestkasten, als het vlieggat tenminste 28 tot 30 mm groot is. Eén broedsel per jaar.

Geografische verspreiding:

Groene gebied: jaarvogel

Standvogel.Komt voor in Noord-Europa, Noord-Amerika en Noord-Azië.
De Matkop is in Nederland een algemene en vrij talrijke broedvogel op vochtige terreinen.

Aantal:

4 - 6 miljoen broedparen in het aangegeven gebied.

Namen:

• Deens Fyrremejse
• Duits Weidenmeise / Mönchsmeise
• Engels Willow Tit
• Esperanto salikparuo
• Estonisch Põhjatihane
• Fins Hömötiainen
• Frans Mésange boréale
• Fries Reidmies(ke)
• Hongaars Kormosfeju cinege
• IJslands Votmeisa
• Italiaans Cincia bigia alpestre
• Latijns Poecile montanus
(voorheen Parus montanus)
• Nederlands Matkopmees
• Noors Granmeis
• Portuguees Chapim-sibilino
• Spaans Carbonero sibilino
• Zweeds Talltita

Bron: o.a. De grote encyclopedie vogels van Europa (ISBN 90-438-0836-9)