Hogere temperaturen leidt tot honger in mezenland

Bron Utrechts Nieuwsblad, 22 november 2000.

HETEREN - De koolmezen in Nederland zijn van slag. Het lukt de laatste tien jaar niet meer om precies op het goede moment eieren te leggen. Iedere keer zijn de meesjes te laat. Zodra de jongen uit het ei kruipen is de piek aan rupsen in het voorjaar net voorbij, waardoor pa en moe niet voldoende voedsel meer kunnen vinden. Hongersnood heerst in mezenland. Het noodlot van de koolmezen heeft te maken met de veranderingen in temperatuur in ons land. De laatste twintig jaar is het duidelijk Wintervlinderwarmer. De koudbloedige rups van de wintervlinder reageert sterk op de veranderingen. Hij begroet het vroege voorjaar door eerder uit zijn ei te kruipen, maar de koolmezen houden grotendeels vast aan hun oude gewoontes. Breken de vogeleitjes open, dan hebben de rupsen zich al verstopt in hun cocon en zijn ze onbereikbaar voor de koolmezen. Het lijkt een slimme zet van de rupsen, die de hongerige vogelbekjes mooi ontlopen. Toch kent ook de wintervlinder zijn problemen, heeft het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO) in Heteren ontdekt. Want eiken blijken minder sterk te reageren op de hogere temperatuur in het voorjaar, waardoor veel rupsen uit hun ei kruipen op het moment dat er nog geen verse bladknoppen aan de bomen zitten. Kortom, de rupsen zijn te vroeg. Het ecologisch systeem eiken-wintervlinder-koolmezen loopt niet meer synchroon.

Volgens onderzoeker Marcel Visser van het NIOO is het zeer waarschijnlijk dat de temperatuursverandering ook op andere planten en dieren effect heeft. ,,Er zijn veel meer voorbeelden van ontwikkelingen die tegelijkertijd moeten plaatsvinden (synchronisatie); de afstemming in het voorjaar is heel belangrijk. Als planten bloeien moeten er bijvoorbeeld wel bestuivers zijn.’’ Van grote invloed op de levende natuur is vooral de verandering in het klimaatpatroon. Visser vindt dat klimatologen te veel kijken naar de stijging van de gemiddelde temperatuur, terwijl deze stijging allerminst gelijkmatig verloopt.

Zo is het in Zuid-Europa in vergelijking tot Noord-Europa veel minder warm geworden. Die ontwikkeling kan van belang zijn voor trekvogels, die bijvoorbeeld te laat terugkeren naar hun broedgebieden in Noord-Europa, waar het voorjaar (met het overvloedige voedsel) vroeger is begonnen dan ze gewend waren.

Binnen Nederland zijn de temperatuursveranderingen ook niet gelijkmatig. Er zijn verschillen tussen dag en nacht en tussen maanden. Zo is de temperatuur in maart en april relatief veel minder gestegen dan in mei. Het zijn met name deze veranderingen in het klimaatpatroon die volgens Visser een grote invloed hebben op de levende natuur.

De hoge temperatuur van de laatste twee decennia is meer toeval dan het gevolg van het broeikaseffect. Visser noemt de gevolgen die nu zichtbaar zijn dan ook ‘een voorproefje’ van wat in de toekomst mogelijk een echte klimaatsverandering teweeg zal brengen.

Voor het voortbestaan van de koolmeesjes is hij overigens niet zo bezorgd. Nu al is te zien dat de vroege vogels meer eieren leggen dan de late vogels. Het natuurlijke selectieproces zal er dan ook op termijn voor zorgen dat de koolmeesjes eerder eieren gaan leggen.

Het onderzoek onder koolmezen begon in 1955. In vier bossen, bij Nijmegen, Breda, op Vlieland en de Hoge Veluwe, werden ieder jaar de koolmezen gevangen en geregistreerd. Uit die burgerlijke stand van de mezen bleek dat 10 procent van de jongen de winter overleeft en de helft van de volwassen vogels. De kans op overleving hangt samen met de hoeveelheid beukennootjes. Het oudste koolmeesje is acht jaar geworden. Het aantal rupsen werd geteld door onder de bomen de uitwerpselen op te vangen. Zo was precies te zien in welke periode er de meeste rupsen zijn.

Het KNMI heeft een poging gedaan, de weersverwachting voor 2050 (!) te voorspellen. Temperatuur: 0,5 tot 2 graden warmer dan het huidige gemiddelde. Neerslag: 2 tot 5 procent meer, vooral in de winter. Zomers meer zware buien. In de zomer wordt het weer warmer, maar het blijf wisselvallig. De kans op een hittegolf is nog steeds klein. Als de winter streng wordt, zal deze minder koud zijn en eerder eindigen.

Uiteraard houdt het KNMI een slag om de arm: "Het kan ook heel anders uitpakken."

[Naar overzicht artikelen uit tijdschriften ]