Broedvogelonderzoek op Westerheide

[ Home ]
'Vogelbevolking gedijt het best bij verscheidenheid aan persoonlijkheden'

Bron: Mooi Gelderland - Zomer 2006

Onderzoeker Piet Drent en zijn medewerkers houden al negen jaar een complete burgerlijke stand bij van alle koolmezen, pimpelmezen en bonte vliegenvangers, die in de nestkasten in het Arnhemse bosgebied Westerheide broeden. Zo proberen zij vast te stellen welke vogels zich het beste redden en de meeste jongen voortbrengen, en wat dat betekent voor de vitaliteit van de hele groep. Piet Drent

bonte vliegenvanger op nest

De bonte vliegenvanger vlecht een rond kommetje van grashalmen

Op Westerheide, een bosgebied afgewisseld met weilandjes en heide vier km ten noordwesten van Arnhem, hangen  - op borsthoogte zodat je er makkelijk in kunt kijken - 190 nestkastjes. Ze zijn er opgehangen door onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Ecologisch Onderzoek, vestiging Heteren. Om er achter te komen wat zij onderzoeken en wat daar uitkomt, ging ik er half mei op excursie met ecoloog-etholoog Piet Drent. In een nestkast aan een Amerikaanse eik van de centrale laan die in de herfst zo mooi kleurt, heeft zijn assistent Piet de Goede even tevoren een vangapparaatje geplaatst. Een klapvalletje dat de nestopening afsluit nadat een oudervogel is binnengekomen om de jongen te voeren. De Goede pakt de koolmees die net huisarrest heeft gekregen voorzichtig op en laat zien dat hij twee soorten identiteitsbewijzen draagt. De traditionele aluminiumring van het Vogeltrekstation, die je kunt aflezen als je het diertje in de hand hebt èn de drie verschillende gekleurde kunststof ringetjes. Deze vormen een uniek combinatie, die ook van enige afstand met de kijker of van opzij als de vogel op het nest blijft zitten, kan worden afgelezen.

Persoonlijkheidstest
Het diertje wordt gewogen om de conditie te bepalen en nadat zijn gegevens zijn genoteerd weer vrijgelaten. Hij vliegt naar een lage tak en scheldt verongelijkt naar ons. 'Als wij zo weggaan, bedaart hij snel en gaat hij weer over tot de orde van de dag', weet Piet Drent. Hij legt uit dat in zijn burgerlijke stand niet alleen wordt bijgehouden wie waar geboren is, wie de ouders zijn, wie komt en vertrekt en wie waar overlijdt, maar ook wat elke vogel weegt en zelfs iets over zijn karakter. 'We hebben daarvoor een soort persoonlijkheidstest bedacht. Kort voor het uitvliegen van de jongen kijken we hoe opgewonden ze worden als je ze in de hand neemt. Dat blijkt uit de snelheid waarmee ze ademhalen. We meten dat gedurende een minuut. Agressieve druktemakers gaan heel snel ademhalen; flegmatieke kat-uit-de-boomkijkers blijven vrij rustig. Vervolgens proberen we er achter te komen welk temperament onder verschillende omstandigheden in het voordeel is, dat wil zeggen gerelateerd aan type partners, buren en voedselaanbod.' Hij geeft aan dat brutaal en kort aangebonden zijn een pluspunt kan zijn als er weinig voedsel is. Zo'n dier verschaft zich als eerste toegang tot de voertafel en jaagt anderen weg. Maar daarvoor valt hij ook eerder ten prooi aan een sperwer of een kat. En doordat hij veel energie steekt in burenruzies, verzamelt hij minder voedsel. Een rustige, minder competitief ingesteld type, vindt makkelijker nieuwe voedselbronnen. Bovendien verbruikt hij minder energie en is hij dus beter bestand tegen voedselschaarste.

Koolmees op nest Eieren van mezen

Pimpelmees op nest Jonge mezen

Bewoners en eieren tijdens de nestkastcontrole. Kool- en pimpelmezen beginnen met mos en maken het nest af met haar of veertjes

Verscheidenheid

Drent: 'Duidelijk is dat aan sommige karaktervoordelen ook flinke nadelen kleven en omgekeerd. Gaandeweg kwamen we er achter dat de beste, meest vitale groep een gemengde groep is, met verschillende karakters. Zo doen in een groep met veel agressieve dieren de flegmatieke individuen het beter en in de groep met veel flegmatieke dieren juist de agressieve. "Beter doen" wil hier zeggen: overleven en zich met meer succes voortplanten. Op die manier worden steeds de verhoudingen hersteld. Met andere woorden, er bestaat een zelfregelende tendens om de variatie en daarmee de grootst mogelijke vitaliteit in de soort te behouden.'
We zitten intussen aan de picknicktafel aan het eind van de Schaapsdrift op Warnborn. De onderzoeker doceert met een haast niet bij te pennen flux de bouche. Hij concludeert: 'Je hoeft geen genie te zijn om te veronderstellen dat het principe, dat groepen met elkaar aanvullende karakters en de kwaliteiten het best doen, universeler geldt dan alleen voor koolmezen. Dit wordt onder meer bevestigd vanuit de veehouderij en vanuit de mensensociologie. Met collega's uit die disciplines proberen we nu deze universele mechanismen nader te definiëren en te verklaren.

Koos Dansen

Boomklever op nest Jonge boolklevers in nest

De boomklever gebruikt schilfers dennenschors. Ook metselt hij graag wat met leem bij de opening en het deksel

Nestkastenbewoners-wel en wee

Van de 190 nestkastjes op Westerheide waren er in 2006 90 bezet door koolmezen, 30 door pimpelmezen, 20 door bonte vliegenvangers, 10 door boomklevers en 5 door zwarte mezen. Rondom Westerheide hangen nog eens 370 kastjes die door vrijwilligers worden gecontroleerd.
Een koolmees legt 7 tot 10 eieren, een pimpelmees 8 tot 12 en een bonte vliegenvanger 5 tot 8. Vroeger begonnen koolmezen pas te broeden nadat het laatste ei was gelegd. 14 dagen daarna kwamen dan alle jongen tegelijk uit. Bij goed weer en veel voer vliegen de jongen na 16 tot 17 dagen uit, bij slecht weer en minder voer na 20 tot 21 dagen. Sinds het klimaat opwarmt en de rupsenpiek vaak eerder optreedt, beginnen koolmezen al enkele dagen voor het laatste ei te broeden, zodat de meeste jongen een paar dagen eerder uit het ei komen, als er nog veel rupsen zijn. De nakomers redden het dan vaak niet.
Om een ei met een goede schaal te produceren, moet het wijfje heel kort voor het leggen veel, bijna pure kalk eten, zoals gruis van huisjesslakken, schelpengrit of botjes van gewervelde dieren. Op Westerheide met boerderijen en bewoning vlakbij is dat geen probleem, maar in afgelegen schrale Veluwse gebieden, zoals delen van de Loenemark, die door de zure regen nog kalkarmer zijn geworden, mislukken veel broedsels omdat er broze of windeieren worden gelegd.
Een korte verstoring, zoals in een nestkastje kijken, geeft meestal weinig problemen. Maar als de ouders langere tijd niet bij het nest kunnen, bijvoorbeeld omdat vlakbij mensen picknicken of spelen, kunnen vooral kleine jongen verkillen en dood gaan.
Van de uitgevlogen jongen haalt nog niet de helft de volgende lente. Kleine vogels kunnen niet langer dan een dag zonder eten. IJzel en een dik pak sneeuw zijn daarom vaak funest voor vogels in het bos. De mezen verhuizen daarom 's winters tijdig naar woonwijken met tuinen en voedsel.

Dit artikel is geplaatst met toestemming van Koos Dansen.
Wilt u begustiger/donateur worden van Mooi Gelderland, dan verwijs ik u graag door naar de website www.mooigelderland.nl

[ Home ]   [ Naar overzicht ]