Koolmeesje lijdt onder verzuring14 juni 2017 (bron: NRC.nl) In een voedselarm bos bij Ede, lijden koolmezen sterk onder kalkgebrek. Eieren hebben een zwakke schaal, ze komen vaak niet uit, en jonge koolmezen liggen in het nest met gebroken poten. Volgens bioloog Arnold van den Burg ontstaat het kalkgebrek door de doorgaande verzuring van de Nederlandse bossen op de hoge zandgronden. Hij publiceerde er woensdag over in het juninummer van het Vakblad Natuur Bos Landschap. Verzuring ontstaat door vervuiling met zwavel- en stikstofverbindingen. Als die stoffen oplossen in water ontstaan er zuren, zoals bij de zure regen in de jaren 80 en 90. Vooral de zwavelvervuiling is sindsdien verminderd, maar de stikstofvervuiling (ammoniak uit mest en stikstofoxiden uit industrie en verkeer) daalde niet voldoende om verzuring te voorkomen. Ginkel een slechte schaal, en lag in een derde van de nesten een jong met een gebroken poot of bekken. „De botten zijn slap door kalkgebrek, je kunt ze letterlijk heen en weer vouwen”, zegt Van den Burg. Hij deed in 2002 en 2004 inventarisaties in dezelfde gebieden; toen waren de koolmezen gezond. Toenemend probleemVerzuring is een toenemend probleem is in de Nederlandse bossen op de zandgronden. Dat blijkt uit bodemonderzoek. Wim de Vries, buitengewoon hoogleraar stikstof-effectmodellering aan de Wageningen Universiteit, deed in 2015 metingen aan de gehalten calcium, magnesium en kalium (en meer mineralen) in Nederlandse bossen. Dat zijn voedingsstoffen die uit de bodem verdwijnen door verzuring (zie kader). „Iedereen dacht: de zure regen is voorbij”, zegt De Vries. „Maar er is nog steeds zoveel stikstofdepositie dat de bodem blijft verzuren.” Hij vergeleek 16 eikenbossen op zandgronden in Midden- en Oost-Nederland in 1990 en 2015. In 1990 was de verzadiging met deze mineralen in de bodem 5 tot 35 procent. In 2015 was dat 5 tot 15 procent. Het overschot aan stikstof is een bekend probleem. Uit landelijke metingen uit 2009 blijkt dat in bijna alle natuurgebieden op de zandgronden te veel stikstof terechtkomt om de mineralen in de bodem te behouden. Het ergst is het in Oost-Brabant, waar veel intensieve veehouderij is. Hout uit bossen van zandgrond bevat tegenwoordig 10 tot 50 procent minder mineralen dan normaal is, maten collega’s van Wim de Vries kort geleden. Hoewel de vervuiling landelijk is, zijn de zwakke koolmezen die Van den Burg ontdekte een lokaal probleem. Het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW), dat koolmezen bestudeert in een tiental bosgebieden op de Veluwe, zegt geen toename te zien van koolmezen met zwakke eieren. „Op de Hoge Veluwe zien we soms kalkgebrek, maar in beperkte mate. En het is niet erger dan voorheen”, aldus koolmeesonderzoeker Kees van Oers. Onbekend is hoe het met de bodem in Noord-Ginkel gesteld is, en of koolmezen er inderdaad onvoldoende kalkrijk voedsel eten. Er leven geen huisjesslakken, volgens Van de Burg vanwege de verzuring. Misschien krijgen de koolmezen nog kalk binnen uit miljoenpoten. Van den Burg, die sinds de jaren 90 veldonderzoek doet, stelt in het Vakblad voor om mineraalrijk steenmeel in de bossen uit te strooien. Hij schrijft dat het bos „steeds stiller” lijkt te worden. Hij denkt dat algemene vogels, zoals koolmezen, zanglijsters en vinken schaarser worden, mogelijk door kalkgebrek. Albert de Jong van Sovon noemt Van den Burg daarin echter „veel te stellig”. Uit landelijke vogeltellingen in bossen op zandgronden blijkt dat een deel van de bosvogels licht in aantal afneemt, zoals vink, gaai en zwarte mees – en onbekend is of dat door kalkgebrek komt. Met andere soorten in de zandgrondbossen, waaronder de koolmezen en de pimpelmezen, is niets aan de hand. Van den Burg denkt echter dat alleen de vogels in de armste bossen het effect van verzuring voelen. „In de bossen op zandverstuivingen en heide-ontginningen. Ik merk het zelf.” |