Mezen zijn kleine, nieuwsgierige vogeltjes. De bekendste ' echte mezen '
zijn de koolmees, en de pimpelmees. De koolmees en pimpelmees maken gebruik van nestkasten
om hun jongen groot te brengen. In de nestkast worden 8 tot 13 eieren gelegd. Na een
broedduur van 2 weken komen de eieren uit. De nestduur is ongeveer 3 weken. Na uitvliegen
moeten de jonge mezen oppassen voor vijanden. Slechts 13% van de jongen haalt de leeftijd
van 1 jaar.
De minder bekende staartmees en buidelmees maken komvormigen nesten. .
| 1.1 | Echte mezen |
| 1.2 | Mees-achtigen |
| 2 | Het nest van mezen |
| 3 | Eieren |
| 4 | Jonge mezen |
| 5 | Voedsel |
| 6.1 | De mees als zangvogel |
| 6.2 | De mees als acrobaat |
| 6.3 | De vliegende mees |
| 6.4 | De omgeving van de mees |
| 6.5 | Kerstvogel |
| 7 | Vijanden |
Wereldwijd zijn 53 mezensoorten die behoren tot de familie Paridae (echte mezen) en 38
soorten die behoren tot de meesachtigen. De Europese echte mezen zijn: koolmees,
pimpelmees, kuifmees, glanskopmees, zwartkopmees, zwarte mees, azuurmees, bruinkopmees en
rouwmees.
De Europese meesachtigen zijn: staartmees, baardmannetje en buidelmees.
De koolmees, kuifmees, chickadee, pimpelmees
matkop, zwarte mees en rouwmees
Er zijn 38 meesachtigen, bijvoorbeeld:
buidelmees, staartmees, bonte mees, baardmannetje en acacia-kapokmees
De pimpelmees en koolmees maken gebruik van een nestkast.
De buidelmees maakt een eigen nest. Het nest is buidelvormig, gesloten en voorzien van een
elastische toegangsbuis; het is gemaakt van haar, zachte plantendelen en is opgehangen aan
dunne takken boven het water.
De overige mezen kiezen voor een boomholte of een nestkast.
koolmees voor nestkast, buidelmees met zelfgemaakt nest en de miombo-mees
Jonge pimpelmezen hebben gele wangen, terwijl de ouders witte wangen hebben.
5 Voedsel
Mezen eten rupsen, strooivoer, zaden, pinda's en bessen
Zonnebloempitten zijn als voedsel zeer geliefd.
Een mees kent verscheidene deuntjes, deze worden gebruikt om z'n territorium af te bakenen.
 |
 |
 |
 |
 |
De mees hangt graag aan takken tijdens het zoeken naar voedsel.
De mees leeft in een omgeving met veel struiken en bomen, bijvoorbeeld bossen en tuinen.
Jonge mezen hebben de ekster, specht en de vlaamse gaai als vijand
De oudere mees heeft de bosuil, sperwer, marter en de kat als vijand.
