Van al die jaren is precies bekend hoeveel eieren er werden gelegd en hoeveel jongen
er uitgevlogen zijn. Vrijwel alle jongen die op Vlieland uitvliegen worden geringd en de
identiteit van de ouders is meestal bekend.
In feite wordt er van de mezen op Vlieland een
'burgerlijke stand' bijgehouden, waarin gegevens over geboorte, sterfte en migratie zo
goed mogelijk worden bijgehouden. De meeste gegevens worden in het broedseizoen verzameld.
Door wekelijks de nestkastjes te controleren kan het wel en wee van een mezenbroedsel
nauwkeurig gevolgd worden. Niet alle broedpogingen zijn succesvol. Maar na een mislukt
broedsel wordt er vaak direct weer een nieuwe poging ondernomen.
In 1999 vlogen er 1237
jonge mezen uit (751 kool- en 486 pimpelmezen). In het broedseizoen 2000 was
daarvan nog maar heel weinig in leven, namelijk 64 koolmezen (9%) en 38 pimpelmezen (8%).
Hieruit blijkt dat maar liefst 90% van de jonge mezen het volgende broedseizoen niet
haalt. Daarvan zijn er misschien een paar van het eiland vertrokken om hun heil elders te
zoeken, maar de meeste zijn omgekomen.
Uit plukresten en braakballen weten we dat veel jonge mezen gepakt worden door de sperwer,
die in de tijd dat de jonge mezen uitvliegen ook een nest met jongen moet groot brengen.
Sperwers eten de mezen met ring en al op, maar ze kunnen de aluminium ringen natuurlijk
niet verteren. Die worden samen met andere onverteerbare resten uitgebraakt in de vorm van
kleine braakballen.
Door naarstig zoeken, waarbij we soms een metaaldetector gebruiken,
worden jaarlijks vele tientallen braakballen gevonden en onderzocht. Zo kunnen we zien
welke mezen er door de sperwers gepakt worden en uit welke nestkast ze afkomstig zijn.
Een sterftepercentage van 90% in het eerste jaar lijkt enorm hoog, maar toch blijven er
voldoende jonge mezen over om de bevolkingsdichtheid op peil te houden en zelfs te laten
toenemen.
Braakballen Sperwer en een Nederlandse gulden
© Jan Visser
lees verder
Bron: Mezenonderzoek op Vlieland (www.nioo.knaw.nl) |
Sperwer -
© Guido Aijkens
|